Date: Wed, 17 Jun 2020 13:09:38 +0200 From: nat vochtig Subject: vochtig tot nat 1 (Non English) VOCHTIG TOT NAT 1 EEN REIS MET EEN BUSJE De discussieclub van de scholengemeenschap Zeezicht in Delfzijl is een leuk groepje. Vroeger zat er ook wel eens een meisje in, maar sinds meneer Hendriks, de nieuwe leraar Nederlands de club is gaan leiden zijn het allemaal jongens. Te onhandig als ze eens ergens moeten blijven slapen, vindt meneer Hendriks. Natuurlijk zijn discussieclubs eigenlijk uit de tijd maar op het nogal conservatieve "Zeezicht" proberen ze deze oude traditie toch nog hoog te houden. Ben, zo'n beetje de leider van de groep is zestien, evenals zijn beste vriend John. Tommie, een brugpieper die net dertien is geworden is de jongste en wordt zo'n beetje beschouwd als de mascotte van de groep. Ze passen op hem alsof hij hun kleine broertje is. Omdat Tommie nog maar zo jong is en het eigenlijk heel goed doet, krijgen ze bij wedstrijden vaak extra punten. Vandaar dat ze zo zuinig op hem zijn. Ben speelt eigenlijk altijd zo'n beetje de baas en dat wordt meestal ook wel geaccepteerd door de anderen. Dat hij er een stuk ouder uitziet dan hij is werkt op dat gebied in zijn voordeel. Hij is niet alleen lid van de discussieclub maar ook van de atletiekclub van de school. Vanaf het begin van zijn schoolcarrière is hij al klassenvertegenwoordiger. Ben doet eigenlijk alles wat hij doet gewoon goed. Maar toch, of misschien juist daardoor, spant de rest van de club, John, Tommie, Frits en Jacob, wel eens een beetje tegen hem samen. Vandaag hebben ze afgesproken in de snackbar vlak bij hun school. Daar zal meneer Hendriks, de leraar Nederlands, hen oppikken met zijn busje. Ze hebben zulke reisjes wel eerder gemaakt maar ze moeten nu meer dan vierhonderd kilometer rijden voor een wedstrijd met een Vlaamse school in Knokke. Met de nodige pauzes zullen ze dus wel zo'n zes uur onderweg zijn. Meneer Hendriks heeft gezegd dat ze allemaal moeten eten voor ze vertrekken. Als ze onderweg ook nog moeten eten zou dat te veel tijd kosten. Ben en John waren er al vroeg en hebben zich tegoed gedaan aan frites en cola. En daarna hebben ze elk nog een grote cola genomen terwijl ze op de anderen zitten te wachten. Als de rest komt nemen die ook allemaal iets te eten, met een colaatje erbij. Als John net aan zijn tweede cola begint heeft hij er eigenlijk al spijt van dat hij hem heeft genomen. Hij zegt dat hij hem niet verder wil opdrinken omdat hij weet dat meneer Hendriks er een hekel aan heeft om onderweg vaak te moeten stoppen. "Maak je geen zorgen man, je kunt toch wel tegen een beetje cola", zegt Ben, "het is geen bier. En bovendien, Tommie is erbij en die moet toch minstens om het uur zo nodig dat we wel moeten stoppen en je snapt toch zeker ook wel dat meneer Hendriks dat niet zal weigeren? Zolang Tommie erbij is hoef je je geen zorgen te maken over voldoende plaspauzes." En hij vraagt meteen of hij de rest van John z'n cola ook op mag drinken. Die heeft daar geen enkel bezwaar tegen. Precies op tijd komt meneer Hendriks aan en die laadt de club in zijn behoorlijk antieke busje. Helaas is de schuifdeur bij een aanrijding defect geraakt maar door de voordeur komen ze allemaal, al is het dan met enige moeite, doordat ze over de leuning van de voorbank moeten klimmen, ook naar binnen. Ben en John zitten, zoals gewoonlijk, op de achterbank, Frits en Jacob in het midden en Tommie op de plaats naast de bestuurder. Tommie zit altijd daar, "voor geval je er weer eens overhaast uit moet", plaagt iedereen hem. Ze een flinke reis voor de boeg en dus zakt iedereen lekker ontspannen onderuit. Maar na een uurtje, ongeveer zoals gebruikelijk, begint Tommie te zuchten en te steunen. Meneer Hendriks bekijkt hem onopvallend, vanuit zijn ooghoeken, maar zegt niets. Na een poosje zegt Tommie zachtjes, in de hoop dat de anderen het niet horen, "Sorry, meneer Hendriks maar ik moet zo nodig plassen." Meneer Hendriks slaakt een diepe zucht maar hij weet uit ervaring dat hij, als hij ongelukken wil voorkomen, beter uit kan zien naar een geschikte plaats om te stoppen. Ben heeft Tommie toch gehoord en zegt, "Zeur niet zo man, dat eeuwige geplas van jou zit gewoon tussen je oren! Laat hem maar eens een poosje wachten meneer Hendriks, hij moet nu eindelijk maar eens leren om het langer op te houden." Niemand zegt verder iets maar iedereen lacht een beetje en denkt aan al die keren dat Tommie onderweg al heeft gezegd, "Ik moet zo nodig plassen." Ben heeft eigenlijk gelijk, het wordt tijd dat Tommie eens leert zijn blaas wat beter onder controle te krijgen. Meneer Hendriks zegt niets, maar stopt ook niet. Na een minuut of tien begint Tommie echt wanhopig te worden. Hij draait van de ene kant van zijn stoel naar de andere en af en toe, als hij denkt dat er niemand kijkt, knijpt hij, door zijn broek heen, even stevig in zijn pikkie. Meneer Hendriks heeft er stiekem wel plezier in en besluit dat hij pas zal stoppen als het overduidelijk is dat het echt niet anders meer kan. Uiteindelijk overwint Tommies paniek zijn verlegenheid en zegt hij, zo zacht mogelijk, "Meneer Hendriks, ik kan het echt niet meer ophouden, ik doe het zo in mijn broek." Meneer Hendriks zucht weer eens diep en zegt, "Okay Tommie, als je zo nodig moet zal ik iets doen wat ik eigenlijk nooit doe, ik zet de auto op de vluchtstrook. Dan kan je even plassen, maar wel heel snel, want het is gevaarlijk om hier langs de kant te staan en als de politie het ziet krijg ik een flinke drukker." Tommie, al lang blij met deze redding in zijn uiterste nood, verzekert hem dat hij het heel vlug zal doen. Meneer Hendriks zet de bus langs de kant. Tommie had zijn gulp al open gemaakt en springt eruit zodra de bus stil staat. Even overweegt hij nog om verderop achter een paar struiken te gaan staan maar dan zou het misschien al te laat zijn en bovendien heeft hij de opdracht gekregen om het vlug te doen. Gelukkig staat de wind de goede kant op, zodat hij met z'n rug naar de bus kan gaan staan, dat is tenminste nog iets. Anders kon hij zich het commentaar alweer voorstellen, "was dat nou alles, moesten we daar nou echt voor stoppen, voor zo'n klein beetje." Kan hij er wat aan doen? Hij moet nu eenmaal vaak een klein beetje. John maakt van de gelegenheid gebruik en zegt, "Nu we toch stil staan meneer Hendriks, waarom gaan we niet allemaal even? Dan hoeven we straks niet meer te stoppen." Maar meneer Hendriks vindt dat niet zo'n goed idee, "Het duurt veel te lang voor we er allemaal uit zijn en weer erin, zeker met die kapotte deur. Ik mag hier helemaal niet staan. We stoppen verderop wel." Ben probeert, hevig teleurgesteld, toch nog even de kapotte deur open te krijgen. Al die cola begint hem aardig dwars te zitten. Maar die rot deur zit muurvast en meneer Hendriks leunt glimlachend over de voorstoel om te zien of Tommie al weer terugkomt, zodat hij er daar ook niet uit kan. Als hij zo ongeveer uitgeplast is floept Tommie gauw zijn pikkie weer in zijn broek en draait zich om. Voor alle zekerheid houdt hij zijn handen voor zijn kruis. Hij heeft het zo snel gedaan dat er misschien toch wel iets meer in zijn onderbroek terecht is gekomen dan alleen de laatste paar druppels en er zou dus best ook een nat plekje in zijn jeans short kunnen zitten. Zeker doordat hij, voor hij eruit kon, ook al een paar keer een scheutje had verloren. Maar in ieder geval is hij wel blij dat meneer Hendriks voor hem is gestopt, anders was het vast nog een stuk natter geworden en dat wil hij liever niet nog een keer meemaken, "Bedankt meneer, ik had het echt geen minuut meer op kunnen houden. Ik moest zo vreselijk nodig. Maar ik hoef nu vast niet meer voor we weer pauze hebben." Hij gaat weer lekker onderuit in zijn stoel zitten en licht, als de aandacht weer van hem is afgeleid, voorzichtig zijn handen een beetje op om te zien of er niets is doorgelekt. Gelukkig, hoewel zijn onderbroek toch wel vochtig aanvoelt, is er in zijn short niets te zien en fluitend legt hij zijn handen naast zich neer. Gelijk ziet hij dat ze langs een wegrestaurant komen. Gelukkig heeft meneer Hendriks daar niet op gewacht want dan zou het zeker weer te laat zijn geweest. Ben begint zich nu toch wel ongerust af te vragen hoe lang het zal duren voor de beloofde pauze er zal komen. Hij wil het ook niet rechtstreeks vragen want tegenover de anderen wil hij niet laten blijken dat hij nu degene is die zo nodig moet. Maar John heeft per slot van rekening gevraagd of ze er niet allemaal uit konden dus die zal inmiddels vast wel zo nodig moeten dat hij het nog een keer zal vragen. Gelukkig ziet hij een bordje langs de weg waarop staat dat er dertig kilometer verderop weer een wegrestaurant is en hij denkt dat het wel fijn, of beter gezegd heel erg noodzakelijk, zou zijn om daar even naar de wc te kunnen gaan. "Meneer Hendriks", zei Ben, "over dertig kilometer komt er een wegrestaurant. Zou dat geen goeie plek zijn om wat te eten?" Meneer Hendriks antwoordt niet direct maar zegt even later, "ik wil eigenlijk nog wat verder doorrijden. We moeten nog zo ver, ik stop liever in de buurt van Breda. Daar is ook een restaurant. Is dat goed jongens, als we doorrijden naar Breda?" John zegt, "Geen punt meneer Hendriks en voor Ben is het natuurlijk nooit een probleem." De rest mompelt wat onverstaanbaars door elkaar heen. Maar Ben heeft intussen wel degelijk een probleem. Hoe ver is Breda in godsnaam eigenlijk nog? Maar ook dat wil hij niet vragen. Hij wil niet laten blijken dat hij er zich zorgen over maakt hoe lang het nog duurt voor ze daar zullen zijn. Dus besluit hij zo rustig mogelijk te blijven zitten tot er een richtingaanwijzer komt. Eindelijk ontdekt hij er een: Utrecht achtenzeventig kilometer. `Godallemachtig' denkt hij `en Breda is misschien nog wel zeventig kilometer verder. Ik hou het geen 150 kilometer meer. Ik klap nu al bijna, dat red ik echt niet. Misschien nog twintig kilometer maar dan houdt het op! Ik moet een manier vinden om meneer Hendriks te laten stoppen, zonder dat duidelijk wordt dat ik zo vreselijk nodig moet plassen'. Maar er schiet hem niets te binnen, misschien wel doordat hij zó nodig moet dat hij eigenlijk aan niets anders meer kan denken. Hij zit maar heen en weer te draaien op de bank. Nu eens leunt hij voorover om, dat hoopt hij tenminste, ongemerkt even in zijn lul te knijpen of hem tegen zijn been aan te duwen, net alsof hij zijn short goed doet, en dan weer leunt hij achterover om zich even als een veer te spannen, dan lukt het knijpen weer even een beetje beter. Nog wat later begint hij ook bij het inademen, heel diep inademen, elke keer even een stukje van de bank omhoog te komen, elke halve minuut of zo. Dan kan hij zich nog beter spannen. Hoe hij ook probeert om zijn handen van zijn piemel af te houden, hij moet er gewoon elke keer even in knijpen, steeds vaker en steeds harder. xxx Natuurlijk houdt John hem de hele tijd in de gaten. Hij hoeft het niet eens onopvallend te doen want Ben merkt er toch niets van, die heeft het te druk met zichzelf. En eerlijk gezegd, eigenlijk zit hij er wel stilletjes een beetje van te genieten, al is dat misschien niet zo aardig tegenover zijn beste vriend en hij zegt, "ik wed dat je spijt heb van al die cola." "Houd je kop man", zei Ben, "ik weet dat je zelf ook nodig moet." Maar John maakt zich nog geen zorgen, "Ja, ik moet ook wel, maar ik denk dat ik het nog wel red tot Breda. Zo lang jij zo nodig moet, red ik het wel. Ik heb het zweet nog niet op mijn voorhoofd staan." En dan, om er zeker van te zijn dat Ben de ironie niet zou kunnen ontgaan, "Maak je geen zorgen man, zo'n beetje cola kan je toch wel aan? Geen probleem met Tommie in de auto!" `De rotzak' denkt Ben `hij wrijft het me goed in. Maar eigenlijk heeft hij wel gelijk, ik wou dat ik niet al die cola had opgedronken. Maar ik verdom het toch om hem de voldoening te geven dat ik dat toegeef'. Hij had het nooit voor mogelijk gehouden dat Tommie er wel uit zou mogen om te piesen en hij niet. Hij heeft er gewoon op gerekend dat hij ook wel zou kunnen gaan als Tommie toch moet en dat is vaak genoeg. Stilletjes hoopt hij dat ze gauw weer moeten stoppen voor Tommie. Ja, dat zou de beste oplossing zijn. Als Tommie nu maar heel gauw weer zou zeggen dat hij nodig moet. Maar hoe hij ook naar die jongen kijkt, er is geen enkel teken dat het spoedig zo ver zal zijn en hij wil er natuurlijk niet naar vragen. Hij hoopt vurig dat Tommie niet juist nu zijn blaas onder controle zal krijgen. Eigenlijk hoopt hij stilletjes dat Tommie gewoon nu in zijn broek plast, dan zouden ze direct weer stoppen. Maar helaas gebeurt dat niet. En dus rijden ze verder, terwijl Ben als een gek zit te knijpen. Hij begint nu ook in zijn nek te zweten, hij voelt de druppels over zijn rug lopen. Wanhopig probeert hij te bedenken wat hem te doen staat. Natuurlijk zou hij gewoon kunnen zeggen, "Ik moet heel erg nodig naar de wc, meneer Hendriks, wilt u alstublieft gelijk de wagen langs de kant zetten, net zoals u voor Tommie hebt gedaan?" Maar dat zou hem ernstig in verlegenheid brengen. Iedereen zou hem uitlachen en ze zouden hem er nog heel lang mee pesten. Per slot van rekening is hij altijd degene die meneer Hendriks aanspoort om maar door te rijden als er iemand nodig moet. Eigenlijk heeft hij alle leden van de club op deze manier al wel eens een keer behoorlijk in moeilijkheden gebracht. Nee, tenzij er en wonder gebeurt moet hij het op zien te houden tot hij eindelijk in Breda naar de wc kan. En zijn grootste probleem is dat dat eigenlijk alleen maar kan lukken als er een wonder gebeurt, tel uit je winst. Niet dat hij gebrek aan ervaring heeft op dat punt. Er is geen reis geweest of hij heeft het langer kunnen ophouden dan wie ook, hoewel hij zelf af en toe ook behoorlijk hoge nood heeft gehad. Maar dat is nu juist zo lekker! Hij weet dat hij een ijzersterke blaas heeft. Maar of hij die nu ook onder controle kan houden? O, God, als hij die vreselijke extra scheuten van aandrang maar kwijt was. Gewoon continu knijpen gaat hem doorgaans aardig af. Maar bij die extra pijnscheuten, die vaker en vaker komen, gaat het steeds bijna mis. Als het hem nu maar lukte om weer wat makkelijker te gaan zitten, dan zouden die krampscheuten misschien ook wel wegblijven. Een constante aandrang denkt hij beter onder controle te kunnen houden door heel hard te knijpen. Gewoon even proberen de rest van zijn lichaam goed te ontspannen en dan is het een kwestie van een paar minuten en dan heeft hij zichzelf weer helemaal onder controle. Zo spreekt hij zichzelf moed in. Voor de broodnodige afleiding besluit hij een gesprek aan te knopen met Frits. "Frits, hoe staat het eigenlijk met je nieuwe computer?", vraagt hij, zo nonchalant mogelijk, alsof er niets aan de hand is. Frits vertelt hem in geuren en kleuren over zijn nieuwe iMac. Echt een heel mooie, voor iemand die nog op het atheneum zit. Als hij voorover leunt ziet hij vanuit zijn ooghoeken dat John ook steeds even in zijn lul zit te knijpen. `Ik wed' denkt Ben `dat hij ook veel erger moet dan hij wil laten merken'. Intussen gaat hij door met diep zuchten, in de hoop dat de ergste aandrang zo zal verdwijnen. Maar dat gebeurt niet. Integendeel, het wordt steeds maar erger en hij moet steeds dieper zuchten. Het is nu echt zo goed als ondragelijk en hij kan plotseling niet meer anders dan vol in zijn kruis grijpen en hard knijpen. Dat ziet John natuurlijk en die geeft een kreet en slaat zowat dubbel van het lachen. Om er zeker van te zijn dat niemand deze show zal missen tikt hij Jacob en Frits op de schouder en wijst in de richting van Ben z'n kruis. Verder commentaar is overbodig. Bens netelige positie is nu wel voor iedereen duidelijk. En ze lachen er hartelijk om, maar Frits zegt wel, terwijl hij dacht aan de vorige reizen, "Ik ben blij dat ik het nu eens niet ben." Maar het is nu eindelijk eens geen van hen, het is Ben en het is dus zijn probleem. Die heeft nu geen keus meer en zegt zo zakelijk mogelijk, "kunnen we niet stoppen meneer Hendriks, we moeten allemaal naar de wc." Zo laat hij het klinken als een wens van de groep. Ook Tommie is zich nu bewust van Bens situatie. Hij draait zich om en zegt, "het zit allemaal tussen je oren, man. Laat hem maar lekker wachten meneer Hendriks, hij moet maar leren om het op te houden." Meneer Hendriks antwoordt niet maar kijkt alleen maar weer eens over zijn schouder naar achteren. Precies op tijd om te zien dat Ben opstaat om zijn benen stevig tegen de leuning van de bank voor zich te drukken. Hij draagt zo'n heel kort, wijd atletiekshortje. Daardoor ziet meneer Hendriks even Bens witte onderbroek. Zelfs als hij de letters `Calvin Klein" niet door de dunne stof van het shortje heen had kunnen lezen, had hij het merk wel geweten aan de hand van het naadje middenvoor. Hij is per slot van rekening expert op dat gebied. Hij heeft er zelf precies zo een. Hij verbaast zich er over dat een jongetje van zestien in zo'n dure onderbroek rondloopt. Helaas is hij zijn aangename uitzicht ook bijna meteen weer kwijt, doordat Ben in elkaar krimpt, met zijn hand in zijn kruis, in een poging om nog harder te knijpen. Nou ja, eigenlijk maar goed ook, want hij moet natuurlijk wel op het verkeer letten. Meneer Hendriks zegt nog steeds niets en kijkt even in de richting van Tommie. Die heeft inmiddels een bobbel tussen zijn benen die er een stuk groter uitziet dan wat dan wat hij bij één van de vorige reizen had gezien. `Hij begint kennelijk aardig uit de kluiten te wassen, al is hij nog maar net dertien' denkt hij terwijl hij zich de eerste keer herinnerde dat Tommie mee is gegaan, bijna een half jaar geleden. Het was een mooie najaarsdag. Tommie zat toen ook naast hem en hij had al lang gezien dat hij nodig moest plassen maar hij vond dat die maar het lef moest hebben om het zelf te zeggen. Per slot van rekening moest hij in de debatten ook het initiatief nemen en voor zichzelf opkomen. Na verloop van tijd had Tommie zachtjes gezegd, "meneer ik moet plassen." "Goed Thomas, ik zal zo stoppen", had hij gezegd. Maar binnen een minuut, had de jongen met een vuurrood gezicht gestameld, "Maar ik plas in mijn broek." "Je moet nog even wachten, Thomas", had hij gezegd, "ik zoek een geschikte plaats om te stoppen." "Maar ik plas nu in mijn broek", had Tommie beschaamd gefluisterd. Toch nog hard genoeg dat Frits, die achter hem zat, het hoorde. Die boog zich onmiddellijk over Tommies schouder om te kijken wat er was gebeurd en zei, "Je liegt, joh, ik zie er niets van." "En toch heb ik het in mijn broek gedaan", had Tommie gezegd en begon zachtjes te huilen. Op de volgende parkeerplaats hadden ze toen gestopt. Gelukkig had meneer Hendriks toevallig nog een tas met schone kleren van zijn eigen kinderen in de auto en daar was vast wel iets bij dat zou passen. Ze stapten allemaal uit en meneer Hendriks haalde een schoon onderbroekje en een jeans voor Tommie tevoorschijn uit de tas in de bagageruimte. Gelukkig was er verder niemand op die parkeerplaats. Tommie begon achter de auto zijn schoenen uit te doen, anders kon hij zijn broek niet uittrekken. De jongens gingen er in een halve cirkel omheen staan, zodat als er een andere auto voorbij zou komen, niemand hem zou kunnen zien. Het was nu wel duidelijk dat Tommie echt in broek had geplast want er zat een natte plek onder aan zijn kont. Aan de ene kant vonden ze allemaal eigenlijk wel leuk wat er gebeurde maar aan de andere kant vonden ze het toch wel een beetje zielig voor Tommie. Meneer Hendriks ging gauw weer echter het stuur zitten en had via de achteruitkijkspiegel een prima uitzicht op wat er gebeurde. Eerst ging Tommies broek uit en toen zijn onderbroek. Hij droeg nu alleen nog maar zijn korte T-shirtje. Hij voelde even tussen zijn benen en begon zich met het droge stuk van zijn onderbroek stevig af te drogen. Gelukkig was de bovenkant van zijn onderbroek nog helemaal droog. Hij voelde nog even of het poetsen voldoende effect had gehad en trok toen het droge slipje en de jeans aan. Het waren dan wel meisjeskleren en ze pasten niet helemaal goed maar ze waren in ieder geval droog. `Jammer' dacht meneer Hendriks toen de voorstelling voorbij was. En toen vervolgden ze hun reis. Zo kwam het dat meneer Hendriks prima vergelijkingsmateriaal had bij wat hij nu in Tommies broek dacht te zien zitten. Die bobbel in Tommies broek kon naar zijn bescheiden mening nooit worden gevormd door het kleine piemeltje dat hij de vorige keer had gezien. John roept vanaf de achterbank, "Utrecht is maar tien kilometer meneer Hendriks, dat zou een goede plek zijn om te stoppen. Bij dat benzinestation hebben ze van die lekkere saucijzenbroodjes, mijn vader stopt daar wel eens." Hij doet alsof hij zijn vriend een beetje wil helpen. In werkelijkheid had hij net een bord gezien waarop stond dat het nog twintig kilometer was. `Jezus Christus' denkt Ben `tien kilometer, waarom geen honderd!! Ik moet er echt nu uit, of anders uiterlijk bij de volgende uitrit een halve kilometer verderop'. Zijn nood is nu zo hoog gestegen dat hij zijn schaamte een beetje laat varen, "Laten we bij deze uitrit stoppen, meneer Hendriks, we moeten allemaal zo nodig, stopt u alstublieft bij de deze uitrit!" Maar meneer Hendriks denkt, "ik zal je krijgen, jongen. Zolang je me niet rechtstreeks vraagt om te stoppen omdat jij zelf zo vreselijk nodig moet, in plaats van je te verschuilen achter `iedereen', stop ik niet voor we bij dat benzinestation zijn." En hij denkt erbij `als hij nu in de auto in broek plast is dat niet zo erg. Het is per slot van rekening een oud barrel met kunstleren banken. Als het nu gebeurt leert hij het wel af om steeds te proberen om het anderen in hun broek te laten doen. Vanaf volgende week kan ik dat helemaal niet meer hebben in mijn nieuwe auto, die heeft stoffen bekleding. En hij verheugt er zich al op dat hij de volgende week zijn `spiksplinternieuwe' Citroen Grand Picasso kan ophalen bij de garage. Iedereen begint besmuikt te lachen als meneer Hendriks zegt, "nog maar tien kilometer Bernard, we zijn er voor je het weet." `O God' denkt Ben `voor we daar zijn heb ik al lang in mijn broek geplast. Ik hou het geen tien kilometer meer'. Maar hij heeft geen andere keus dan toch maar te proberen om het nog langer op te houden. Hij zit nu continu zijn kruis te kneden en om de haverklap knijpt hij even stevig in zijn lul. En omdat hij denkt dat dat zou helpen doorbreekt hij dat patroon soms door zijn hand in zijn short te steken om even direct in zijn onderbroek te knijpen. Ben begint intussen nog meer ongewone bewegingen te maken. Hij kan echt geen seconde meer stil zitten: heen en weer, op en neer en steeds sneller. `Goeie genade' denkt Ben `ik ben bang dat ik het zo echt in mijn broek doe. En dat wordt dan wel iets heel anders dan toen Tommie in de auto in zijn broek plaste. Bij hem kon je aan de voorkant niet eens zien wat er was gebeurd. Aan de achterkant wel een beetje, omdat hij erin had gezeten maar het meeste had tussen zijn benen gezeten, zodat je het nauwelijks zag. En later dropen er een paar straaltjes langs zijn broekspijp. Maar als het mij nu gebeurt wordt het een compleet zwembad hier op de achterbank. Alles blijft natuurlijk op de kunststof bekleding staan. Zelfs na dat kleine plasje van Tommie moest de stoel droog worden gemaakt. Kun je nagaan wat er gebeurt als ik het niet meer hou. Als het even wil zit John dan meteen ook in het nat. Jezus ik schaam me kapot, als het gebeurt'. Ben houdt, al wiebelend, de hectometer paaltjes goed in de gaten want hij heeft uitgerekend dat bij 150,4 de tien kilometer voorbij zou zijn en 149,4 moest nu komen. Hoewel hem dat negen kilometer terug volstrekt onmogelijk had geleken, zou hij het misschien toch nog droog kunnen houden. Nog een kilometer, dat moet gewoon lukken. Maar direct na het langverwachte paaltje kwam er een bord in zicht waarop staat dat Utrecht nog tien kilometer is. `Tien kilometer' denkt Ben `hoe kan dat nou, verdomme. John zei tien kilometer terug dat het nog tien kilometer zou zijn en nu zijn het er nog steeds tien!' Als John het bord ook in de gaten krijgt kijkt hij Ben met een gemene grijns op zijn gezicht aan en zegt "dan heb ik het daarnet zeker niet goed gezien." Hij kan zich nu niet langer permitteren om de grote bink uit hangen en roept met wanhoop in zijn stem, "Meneer Hendriks, u moet hem nu echt hier langs de kant zetten. We kunnen het geen tien kilometer meer ophouden." In plaats van er telkens even in knijpen houdt hij nu zijn lul gewoon vast door zijn onderbroek heen en knijpt hem dicht. Dat is iets wat misschien nog de laatste ogenblikken helpt, terwijl je naar de wc rent maar dat lukt natuurlijk nooit voor lang. De jongens roepen nu door elkaar heen dat hij gewoon rustig moest blijven zitten en harder moet knijpen en dat hij het wel kan als hij maar een beetje zijn best doet en dat het alleen maar tussen zijn oren zit. Meneer Hendriks doet daar natuurlijk niet aan mee maar volstaat met, op vaderlijk toon, te zeggen, "Bernard, we zijn er bijna." Zijn lul gewoon dichtknijpen zou waarschijnlijk niet eens voor een volle minuut lukken, laat staan voor de vijf of zes minuten die het nog zal duren voor ze tien kilometer verder zullen zijn. En dat zal al zeker niet lukken met zijn onderbroek er ook nog tussen. Maar ja, om zijn hand nu in zijn onderbroek te steken om hem rechtstreeks dicht te knijpen vond hij wel erg gênant. Bovendien zou hij hem dan even moeten loslaten om hem over te pakken en dan kon het ongeluk al gebeurd zijn. `Nog een geluk trouwens ` bedenkt hij zich `dat ik geen stijve heb gekregen, zoals ook wel eens gebeurt als ik vreselijk nodig moet. Als het dan mis zou gaan zou ik vast, door mijn onderbroek, mijn short en mijn atletiekhemd heen, tegen mijn kin aan piesen'. Maar in tegendeel, hij is deze keer van al het spannen zo gekrompen, dat hij bijna naar binnen schiet. Hij kan er nauwelijks meer greep op houden. Tegen beter weten in probeert hij toch maar even of hij het zonder de hulp van zijn hand ook nog kan houden en lat hij zijn greep een beetje verslappen maar op hetzelfde moment spuit er een straal in zijn spiksplinternieuwe Calvin Klein. Gauw grijpt hij weer toe, maar hij krijgt niet goed grip. Hij is gewend aan de normale afmetingen en niet aan zo'n pieterig klein dingetje. Hij heeft wel zijn voorhuid stevig te pakken, die meteen bol staat van de urine. Was hij nou toch maar stijf geweest, dan had hij in ieder geval goed houvast gehad. Gauw zijn andere hand erbij en dat lukt toch nog, dwars door zijn short heen. Maar de inhoud van zijn voorhuid loopt nu toch in zijn onderbroek en dat is niet weinig. `Shit' denkt hij `nou heeft mijn moeder eindelijk eens een echte onderbroek voor me gekocht in plaats van die kinderachtige dingen en nu maak ik hem meteen nat als de eerste de beste kleuter. Ik heb best wel eens een natte plek in mijn onderbroek gehad want ik heb het wel eens vaker erg benauwd gehad maar zo nat als nu is me toch nog nooit gebeurd. Hoe moet dat verder?' Hij voelt dat zijn mooie nieuwe Calvin Klein, waar hij eigenlijk het liefst een paar dagen mee had gedaan, al aardig doorweekt is en kijkt angstig naar beneden want hij voelt nu ook zijn hand nat worden, dwars door zijn short heen. Maar gelukkig is er aan de voorkant van zijn short nog niets te zien . Het is dus wel doorgelekt maar blijkbaar meer tussen zijn benen dan aan de voorkant, zodat het niet iedereen direct zal opvallen wat er is gebeurd. Gelukkig nog maar een paar honderd meter, ze zijn er nu echt bijna. Eindelijk komen ze bij het langverwachte benzinestation. Als die stomme deur niet kapot was geweest, was hij er desnoods al uitgesprongen terwijl ze nog vijftig reden. Maar nu moet hij wachten tot de jongens die voor hem zaten eruit waren. Terwijl ze nog niet eens helemaal stil stonden springt Tommie er al uit en Frits er vlak achteraan. Die zat achter Tommie en kan dus als eerste over de leuning van de voorstoel klimmen. Ze zetten het op een rennen naar de `heren'. Ze doen elk de deur op de knip en laten de anderen buiten staan. Ben komt er vlak achteraan maar er zijn maar twee wc's en dus staat hij, met zijn lul door zijn shortje heen zo stevig mogelijk tussen zijn vingers, te springen of hij ochtendgymnastiek staat te doen. Geen pisbakken, zelfs geen wasbak waar hij hem in kan hangen, die zit kennelijk bij de wc's achter de gesloten deuren. Hoewel hij zich daarvoor normaal tegenover meneer Hendriks had geschaamd, zou hij nu zeker wel zo brutaal zijn geweest. In doodsnood roept hij, "He, schiet godverdomme een beetje op of doe tenminste die klote deur open, dat ik er ook bij kan." Normaal bezigt hij zulke taal niet in het bijzijn van meneer Hendriks maar de huidige situatie kan je nu eenmaal niet onder het hoofdstuk `normaal' rangschikken. "Wind je niet zo op, man" roept Tommie, die nu geen ogenblik van plan iss om de deur voor Ben open te doen, terwijl hij dat normaal wel spannend zou vinden, "we zijn zo klaar." Voor de speciale gelegenheid wast hij ook nog uitgebreid zijn handen, terwijl hij dat anders meestal vergeet. En dus is hij precies gelijk klaar met Frits, die nu eenmaal wat meer kwijt moest dan Tommie. Precies op tijd........ ......Niet voor Ben, maar wel om te zien hoe Ben het in zijn broek doet. De pis, het lijken wel liters, doorweekt zijn shortje. Hoe hij ook probeert om het te stoppen, het gaat gewoon niet meer, zijn verkrampte spieren willen niet meer naar hem luisteren. De stralen lopen aan alle kanten uit zijn shortje, van voren, van achteren en tussen zijn benen. Het stroomt langs zijn benen, in zijn sokken en schoenen, tot de laatste druppel. Hij heeft een knal rode kop, niet alleen van alle inspanning, maar nu ook van schaamte en hij laat zijn hoofd hangen. Dit lesje in vernedering zal hij niet gauw vergeten. Maar wat hij bijna nog meer vreest is dat de anderen het hem nog vaak kunnen inpeperen. En wat als ze het aan de grote klok hangen, zoals hij dat zelf per slot van rekening heeft gedaan toen Tommie in zijn broek had geplast? Iedereen, behalve Ben natuurlijk, staat er echt van te genieten. Geen van allen hadden ze verwacht dat ze dit ooit zouden mogen aanschouwen, juist bij degene die steeds weer probeert om de anderen in zulke problemen te brengen. `Maar helaas' denkt John, `als ik nu niet gauw ga, gebeurt mij nog hetzelfde. Het had echt geen vijf minuten meer moeten duren of ik was net zo nat geweest als Ben'. Dus schiet hij gauw een wc in. Het probleem is wel dat hij van alle opwinding een vreselijk stijve heeft gekregen, die zoals gewoonlijk recht tegen zijn buik aan staat. En het ziet er niet naar uit dat daar voorlopig verandering in zal komen. Wat wil je, na zo'n succes! Met een hoop moeite wurmt hij zijn keiharde lul door het pijpje van zijn short naar buiten. Zijn stijve een beetje naar de zijkant drukken lukt nog wel. Dan probeert hij hem ook naar beneden te drukken. Tevergeefs! Meer dan een paar centimeter lukt echt niet. Geen enkele kans dat hij in de wc zou kunnen mikken dus! De wasbak kan in dit geval ook geen uitkomst bieden want dan zou hij gewoon tegen de tegels erachter pissen en dat kan hij niet maken. Degene die na hem gaat zou dan precies kunnen zien wat er is gebeurd. `Het zal toch niet zo ver komen dat ik in de wc nog in mijn broek pis' denkt hij wanhopig. Thuis heeft zijn moeder, jaren geleden, al wel voor de oplossing van dit veelvoorkomende probleem gezorgd. Vroeger rende hij in z'n geval gewoon de tuin in, of de douche en dan zag hij wel waar het terecht kwam, maar hier gaat dat natuurlijk niet. Vertwijfeld probeert hij zijn short en zijn onderbroek uit te trekken maar die willen niet zo gauw over zijn schoenen heen. Hij wil echter geen risico nemen, ze moeten uit. Hij kan zich geen ongelukken veroorloven. Hij gaat op de wc zitten en buigt zich voorover om zijn short en zijn onderbroek over zijn schoenen heen te trekken. Van de inspanning, terwijl het hem eindelijk bij zijn ene voet lukt, verslapt even zijn aandacht en -shit- daar schiet een straaltje in zijn T-shirt. Het lukt hem gelukkig nog wel om weer af te knijpen en vertwijfeld kijkt hij naar zijn shirt. Tja, in het lichte blauw zit nu een flinke, donkere vlek. Er moet nu echt heel gauw iets gebeuren! Zijn T-shirt trekt hij meteen ook maar uit om verdere ongelukken te voorkomen. Zijn short en zijn onderbroek laat hij verder maar om zijn voet hangen. Hij gaat helemaal achterop de wc-bril zitten, buigt zo ver voorover als hij kan en probeert zijn stijve nog eens naar beneden te drukken, in de hoop dat hij nu in de pot kan mikken. Maar nee, zo diep komt hij gewoon niet, want dan komt zijn hoofd tegen de deur aan. Het lijkt wel of hij door al dat gedoe nog stijver is geworden. De deur zou hij wel halen, maar in de wc? Met geen mogelijkheid! Hij gaat weer rechtop zitten om een list te bedenken. De aandrang wordt nu plotseling zo sterk, dat hij weer een straaltje laat schieten, maar gelukkig kan hij het weer stoppen. Hij ziet dat de straal hem tussen zijn tepels heeft getroffen en hoe de urine over zijn buik naar beneden loopt. Via het bosje haar boven lul zijn druipt het tussen zijn benen en zijn zak door en hij hoort hoe het in de wc drupt. Dat is dus zijn redding, zo kan het toch nog goed komen. Hij gaat even goed rechtop zitten en ontspant zich volledig. Maar hij weet niet hoe gauw hij weer moet stoppen ook. Gelukkig, dat gaat nog. Hij had er geen rekening me gehouden dat het zo hard zou gaan. De straal kwam met grote kracht tegen zijn hals, zodat zijn kin nat werd maar, wat erger was, het ging zelfs over zijn schouders en liep over zijn rug naar beneden. Maar het meeste liep via zijn borst en zijn buik in de pot. Wel stond er meteen een flinke plas tussen zijn benen, die overliep op de wc bril en ook via de wc pot naar beneden droop. Dat was nou ook weer niet de bedoeling. Gauw doet hij zijn benen wat verder uit elkaar en trekt de voet met zijn broekjes erom zo ver mogelijk weg. Angstig kijkt hij naar beneden: stel je voor dat die zo toch nog nat worden. Maar gelukkig, ze zijn nog droog. Hij moet zich een beetje zien te beheersen. Dus probeert hij het nog maar eens, nu piest hij met kleine scheutjes tegelijk tegen zijn buik en zijn borst. Dat gaat beter. Met zijn benen wijd loopt het keurig weg, de wc-pot in. Dat lucht wel op zeg! Intussen scheurt hij flinke stukken wc papier van de rol en begint daarmee zo goed en zo kwaad als dat gaat zijn hals en zijn rug droog te maken. Daar gaat nog aardig wat papier in zitten maar gelukkig neemt het niet zoveel ruimte meer in als het goed nat is. Hij kan natuurlijk moeilijk drie keer de wc doorspoelen om alles weg te krijgen, wat zouden de anderen dan wel denken? Het duurt op deze manier wel een poos voor zijn blaas helemaal leeg is want hij moet wel goed leeg zien te worden. Hij kan zich natuurlijk niet veroorloven dat hij heel snel weer moet. Stel je voor dat ze de volgende keer speciaal voor hem zouden moeten stoppen. Hij moet er niet aan denken en zeker niet aan wat er zou kunnen gebeuren als meneer Hendriks dan ook zo lang zou wachten. Maar eindelijk is het zo ver, hoe hij ook perste, er kwomt geen druppel meer. Met nieuwe stukken wc papier begint hij nu ook zijn borst en zijn buik af te drogen. Vervolgens zijn lulhaar en zijn piemel, zijn liezen en zijn zak. Met nog meer papier, hij moet nu echt voorzichtig worden want er zit niet meer zo veel op de rol, komen zijn benen aan de beurt. Tussen zijn billen is het trouwens ook goed nat geworden. Het begint er nu aardig op te lijken en hij staat op. Meteen heeft hij weer meer papier nodig, want de wc bril is immers ook nat en het loopt toch nog langs de achterkant van zijn benen naar beneden. Vreemd, hij denkt dat hij uit de cabine ernaast ook geregeld het geluid van afscheuren van papier hoort komen. Zou daar iemand met hetzelfde probleem zitten? Nou ja, dan kunnen ze buiten niet zo precies horen waar het geluid vandaan komt en dus kunnen ze niet alleen hem er op aankijken. Want nu realiseert hij zich pas dat hij wel aardig wat geluid produceert met al zijn scheuren en wrijven. Hij hoopt maar dat de anderen toch nog meer aandacht voor Ben hebben, en dat zijn wonderlijke geluiden daardoor niet zo erg opvallen. Inmiddels wordt er aan de deur gerammeld en Jacob roept, "He, schiet een beetje op man, er zijn er nog meer die moeten. Of moet ik misschien ook in mijn broek pissen?" `Waarom moet Jacob nu juist aan mijn deur rammelen' denkt John `er is toch nog een wc? En ik moet de bril en de pot en de vloer ook nog droog maken'. Hij roept; "ja, ja, ik ben zo klaar, ik moest ook zo nodig." Het wordt weer even stil. Nu moet hij helemaal zachtjes doen met de rest van de werkzaamheden. Met het laatste restje wc papier lukt het hem nog net om alles weer droog te krijgen. Gauw stapt hij weer in zijn onderbroek en zijn shortje en hijst ze op. Dat gaat niet zo makkelijk want alles is toch nog wel een beetje vochtig en dus stroef. Bovendien valt het niet mee om z'n stijve er weer in te krijgen, maar ook dat lukt toch nog met enige moeite. Helaas is er nu geen gelegenheid meer om van die stijve af te komen, maar ja, die zou ooit wel weer over gaan. Dan gauw zijn T-shirt aan. Getverderrie, die natte plek, wat moet hij daar nu weer mee? Gelukkig ziet hij dat er geen handdoek is, stopt zijn handen onder de kraan, doet de deur open en gaat naar buiten terwijl hij zijn handen aan zijn T-shirt afdroogt. "Er is niet eens een handdoek" zegt hij verontwaardigd, om de aandacht een beetje af te leiden. Gauw schiet Jacob naar binnen, die de gulp van z'n jeans al vast open heeft gemaakt. De deur is nog niet dicht, of hij pist al met donderend geweld in de wc. Hij neemt niet eens de tijd om de deur op de knip te doen. `Zo' denkt John `dat gaat een stuk gemakkelijker dan bij mij'. Maar alles bij elkaar heeft hij het niet alleen heel spannend gevonden maar toch ook wel heel erg geil. Hij heeft nog nooit zo'n vreselijk stijve gehad als toen hij zo over zijn borst en zijn buik plaste. En ook nu vindt hij het eigenlijk nog steeds wel een lekker gevoel, zo'n beetje vochtig in zijn onderbroek. Daar moet hij het toch maar eens met Ben over hebben. Vandaag nog maar even niet, dat zou misschien te pijnlijk zijn. Maar over een week of zo, als de scherpe kantjes er een beetje af zijn moest hij t er maar eens met Ben over praten. Even later ziet hij meneer Hendriks uit de andere wc komen en hij vraagt zich af wat die nou met al dat wc papier heeft gedaan. Maar hij kan natuurlijk niet weten dat de onderbroek van meneer Hendriks al aardig begon door te lekken van het voorvocht toen hij nog in de auto zat. En ook niet dat het al langs zijn benen begon te lopen toe ze onderweg waren naar de wc's. En zeker niet dat hij op het punt stond om klaar te komen toen Ben in zijn dunne shortje begon te pissen. En al helemaal niet dat hij echt klaarkwam toen hij de stralen pis aan alle kanten uit Ben zijn shortje zag lopen, al probeerde hij dat niet al erg te laten blijken. Gelukkig voor meneer Hendriks hadden ze op dat moment allemaal meer oog voor Ben dan voor hem. Dus was hij de zojuist door Frits verlaten cabine in gevlucht en had hij de hele rol wc papier nodig gehad om al het glibberige vocht weer uit zijn onderbroek en zijn broek te wrijven en ook zijn buik en zijn benen weer een beetje droog te krijgen. Maar als hij de wc uit komt is alles weer volledig in orde. "Wat sta je daar nu te wachten, Bernard", zegt hij, "zou je geen droge kleren uit je tas gaan halen om je zelf weer toonbaar te maken?" "Maar de bus is op slot meneer en u hebt de sleutels ", stamelt Ben. "Daar heb je ook weer gelijk in", zegt meneer Hendriks en loopt naar buiten, gevolgd door de anderen. John blijft nog even bij Ben en bekijkt hem eens goed. Een toevallige passant zou de urinesporen langs zijn benen niet direct meer zien, die waren al een beetje opgedroogd. Maar zijn nylon shortje is helemaal doorzichtig geworden en zit tegen zijn kleddernatte onderbroek aangeplakt. "Zo kan je niet over straat", zegt hij en pakt de onderkant van het shortje beet en trekt het naar voren, zodat het los komt van zijn onderbroek. Hij kijkt nog eens goed en zegt, "loop maar achter me aan, nu zie het niet meer zo erg." En zo gaan ze naar de bus. Ben pakt zijn tas en houdt die goed voor zijn broek toen hij terug loopt naar de wc's. 'Gelukkig zijn er nog steeds geen andere mensen' denkt John als hij hem terug ziet lopen want aan de achterkant zie je zo, door het shortje heen, dat zijn onderbroek helemaal doorweekt is. Ben gaat een wc in en doet de deur op de knip. Hij kleedt zich uit en wil zich met wc papier droog maken. `Shit, geen velletje meer te bekennen' constateert hij. Dus trekt hij zijn natte onderbroek en het shortje maar weer aan. `Gek' denkt hij als hij dat doet `dat is eigenlijk best een lekker gevoel. Daar moet ik het eens met John over hebben maar vandaag nog maar even niet. Misschien volgende week, als hij niet meer zo precies voor de geest heeft wat er is gebeurd'. Hij pakt zijn tas op en gaat naar de andere cabine. "Wel verdomme", roept hij hardop als hij zijn onderbroek en zijn shortje, met nog meer moeite dan daarnet doordat zijn dikke stijve lul nu recht vooruit staat, weer heeft uitgetrokken, "ook geen wc papier meer." Er zit echt niet anders meer op. Hij moet zich nu wel droog maken met de enige handdoek die hij bij zich heeft. Hij droogt zich flink stevig af. Zo stevig dat hij geen stijve meer heeft als hij uiteindelijk zijn oude Hema onderbroek weer aantrekt, die hij gelukkig toch ook nog had ingepakt. Nu zijn jeans nog. Jammer hoor, want dat shortje zat juist zo lekker, zeker nu het zo warm is. Eigenlijk moet hij er nu wel een beetje om lachen. Een kwartier geleden had hij het gevoel dat hij nooit van zijn leven meer een stijve zou kunnen krijgen en nu heeft hij zich, met in zijn gedachten hetzelfde voorval, lekker af zitten trekken omdat hij anders niet meer zo makkelijk in zijn oude krappe onderbroek past. Nu die kleddernatte spullen nog in zijn tas. Dat gaat natuurlijk niet zomaar, want dan zou de inhoud van de zakken chips die hij had ingepakt nog zacht worden van al dat nat. Er zit dus niet anders op dan ze zo goed mogelijk uit te wringen en in de toch al vochtige handdoek te wikkelen. Gelukkig heeft hij een leeg plastic tasje bij zich om de vuile was in te stoppen. Nou ja, hij ziet wel hoe hij zich na het douchen in de jeugdherberg moet afdrogen. Misschien is het dan allemaal al wel een beetje opgedroogd. Hij loopt terug naar het busje en gooit zijn tas zo nonchalant mogelijk weer achterin. John zit al weer op de achterbank, met zijn handen nogal opvallend voor zijn buik. De anderen staan te wachten tot hij ook weer zit. Dat kan niet anders met die kapotte deur. Ze grijnzen allemaal wel een beetje gemeen als hij lang loopt maar niemand waagt het om iets te zeggen. De rest van dit bijzondere busreisje verloopt in een nogal gespannen stilte. Maar eenmaal in de jeugdherberg aangekomen moeten de voorbereidingen voor de wedstrijd beginnen en keert de normale stemming gauw terug. Stiekem hoopt Ben dat de anderen, nou ja behalve John dan misschien, gauw zullen vergeten wat er is gebeurd. Maar hij weet natuurlijk ook heel zeker dat dat nooit zal gebeuren. Hij kan alleen hopen dat ze discreter zullen zijn dan hij zelf tot nu toe is geweest en dat het een geheimpje binnen de discussieclub zal blijven. Anders kan hij zijn reputatie op school wel vergeten. Gelukkig is het snel vakantie, nog maar één weekje en dan zullen de examens al beginnen. Maar ja, Tommie en Jacob en Frits doen geen examen, die moeten nog een hele tijd naar school voor ze vakantie krijgen. Dus die hebben nog alle tijd om het door te vertellen. En wat als meneer Hendriks het aan zijn collega's doorvertelt? Hij hoopt er maar het beste van. vochtignat@gmail.com